Storingen en beperkingen Slimme cruisecontrol

Defecten Slimme cruisecontrol

2C_SCCMalfunction

Wanneer de Slimme cruisecontrol niet goed werkt, verschijnt het waarschuwingsbericht ‘Controleer slimme cruisecontrolsysteem’ en gaat het (X) hoofdwaarschuwingslampje op het instrumentenpaneel branden. Wij raden u aan uw auto door een erkende HYUNDAI-dealer te laten controleren.

Slimme cruisecontrol uitgeschakeld

2C_RadarDisableWarning_2

Als het afdekkapje van de voorradar of -sensor bedekt is met sneeuw, regen of een andere substantie, kan dit de detectieprestaties verminderen en Slimme cruisecontrol tijdelijk beperken of uitschakelen.

Als dit gebeurt, verschijnt er gedurende een bepaalde tijd een waarschuwingsbericht op de instrumentengroep.

De Slimme cruisecontrol zal naar behoren werken wanneer de sneeuw, regen of ander vreemd materiaal is verwijderd.

Het kan zijn dat Slimme cruisecontrol niet goed werkt, zonder dat er een waarschuwingsmelding op het instrumentenpaneel verschijnt.

Het is mogelijk dat Slimme cruisecontrol niet goed werkt in een gebied (bijv. open terrein), waar er na het starten van de auto niets is om te detecteren.

Beperkingen van het Slimme cruisecontrol -systeem

Mogelijk werkt de Slimme cruisecontrol niet naar behoren of grijpt hij onverwacht in onder de volgende omstandigheden:

  • De detectiesensor of het gebied eromheen is vuil of beschadigd

  • De voorruit wordt constant met ruitensproeiervloeistof besproeid of de ruitenwisser is geactiveerd

  • De cameralens heeft last van een getinte voorruit of een film of coating op de voorruit, beschadigd glas of klevende voorwerpen (sticker, insect, enz.) op het glas

  • Er is vocht op de voorruit dat niet verwijderd is of dat eraan vastgevroren is

  • Het gezichtsveld van de frontzichtcamera wordt belemmerd door schittering van de zon

  • Straatverlichting of licht van een tegenligger wordt gereflecteerd op het natte wegdek, bv. door een plas op de weg

  • De temperatuur rond de frontzichtcamera is hoog of laag

  • Er is een voorwerp op het dashboard geplaatst

  • De omgeving is zeer helder

  • De omgeving is zeer donker, zoals in een tunnel, enz.

  • De helderheid verandert plotseling, bijv. bij het binnenrijden van een tunnel

  • Er is niet veel licht buiten en de koplampen zijn niet aan of geven weinig licht

  • Rijden in zware regen of sneeuw of dichte mist

  • Rijden door stoom, rook of schaduw

  • Slechts een deel van het voertuig wordt gedetecteerd

  • De voorligger heeft geen achterlichten, zijn achterlichten bevinden zich op een ongewone plaats enz.

  • Er is niet veel licht buiten en de achterlichten zijn niet aan of geven weinig licht

  • De achterkant van de voorligger is klein of ziet er ongewoon uit (bijvoorbeeld wanneer de auto is gekanteld, ondersteboven ligt, enz.)

  • De bodemvrijheid voor de auto is laag of hoog

  • Een voertuig rijdt plotseling voor u in

  • Uw auto wordt gesleept

  • U rijdt door een tunnel of onder een ijzeren brug door

  • U rijdt nabij zones waar zich metalen bevinden, zoals een bouwplaats, spoorweg enz.

  • Een voorwerp dat reflecteert op de voorste radar, zoals een rail, een voertuig in de nabijheid, enz.

  • Het deel van de bumper rond de radar heeft een stoot ondervonden of is beschadigd of de radar zit niet op zijn plaats

  • De temperatuur rond de radar is hoog of laag

  • U rijdt in een groot gebied waar weinig voertuigen of constructies zijn (bijvoorbeeld een woestijn, weide, voorstad enz.)

  • Het voertuig voor u is van een materiaal dat de golven van de radar vóór niet goed reflecteert

  • U rijdt dichtbij een knooppunt van een snelweg (of autoweg) of tolpoort

  • U rijdt op een weg die glad is door sneeuw, waterplassen, ijs, enz.

  • U rijdt op een bochtige weg

  • De voorligger wordt te laat gedetecteerd

  • Het voorste voertuig wordt plotseling geblokkeerd door een obstakel

  • De voorligger wisselt plotseling van rijstrook of minder plotseling vaart

  • De voorligger is vervormd

  • De voorligger rijdt met een lage of hoge snelheid

  • Uw auto verandert langzaam van rijstrook terwijl vóór u een voorligger rijdt

  • De voorligger is bedekt met sneeuw

  • Onstabiel rijden

  • U bevindt zich op een rotonde en de voorligger wordt niet gedetecteerd

  • U blijft in een cirkel rondrijden

  • U rijdt op een parkeerterrein

  • U rijdt langs wegwerkzaamheden, over een onverharde, gedeeltelijk verharde weg of hobbelige verkeersdrempels enz.

  • U rijdt op een weg met hellingen, bochten enz.

  • U rijdt over een weg met bomen of verkeerslichten erlangs

  • De slechte staat van de weg doet de auto overmatig trillen tijdens het rijden

  • Uw auto is te hoog of te laag door een zware lading, een abnormale bandenspanning enz.

  • U rijdt op een smalle weg die tussen bomen of gras ligt of overgroeid is

  • Er is storing door elektromagnetische golven, bijvoorbeeld in bepaalde gebieden met sterke radiogolven of elektrische ruis

  • U rijdt op een bochtige weg

    2C_SCCDrivingOnCurve

    Het is mogelijk dat Slimme cruisecontrol in een bocht een voertuig op dezelfde rijbaan niet waarneemt en tot de ingestelde snelheid accelereert. De rijsnelheid kan ook snel dalen wanneer plotseling een voertuig vóór de auto wordt gedetecteerd.

    Selecteer de gewenste ingestelde snelheid in bochten en trap het rem- of gaspedaal in zoals de weg- en rijomstandigheden vereisen.

    Uw rijsnelheid wordt mogelijk verlaagd als gevolg van een auto op de aangrenzende rijstrook.

    Bedien het gaspedaal en selecteer de betreffende ingestelde snelheid. Controleer of de wegtoestand een veilige werking van de Slimme cruisecontrol toestaat.

  • Rijden op een helling

    2C_FCADrivingOnIncline

    Het Smart cruisecontrol detecteert bij bergop- of bergafwaarts rijden mogelijk geen rijdende auto in uw rijbaan, waardoor de auto tot de ingestelde snelheid kan accelereren. De rijsnelheid kan ook snel dalen wanneer plotseling een voertuig vóór de auto wordt gedetecteerd.

    Selecteer de gewenste ingestelde snelheid op hellingen en trap het rem- of gaspedaal in zoals de weg- en rijomstandigheden vereisen.

  • Van rijbaan wisselen

    2C_FCAChangingLane

    1. Uw voertuig
    2. Voertuig dat van rijstrook verandert

    Wanneer een voertuig vanuit een aangrenzende rijstrook uw rijstrook oprijdt, kan de sensor het niet detecteren totdat het zich in zijn detectiebereik bevindt. Mogelijk detecteert de Slimme cruisecontrol het voertuig niet onmiddellijk als het plotseling van rijbaan wisselt. Houd in deze gevallen altijd een veilige remafstand aan en vertraag de auto indien nodig door het rempedaal in te trappen.

  • Situaties waarin detectie beperkt is

    2C_SCCDetectingVehicle

    2C_CameraRadarDetectingVehicle

    In de volgende gevallen kunnen sommige voertuigen, voetgangers of dieren op uw rijstrook niet door de sensor worden gedetecteerd:

    • Voertuigen die aan één kant rijden

    • Langzaam rijdende voertuigen of plotseling vertragende voertuigen

    • Voertuigen met een grotere bodemvrijheid of met een lading die uit de achterkant van het voertuig steekt

    • Voertuigen waarvan de voorkant hoger is door een zware lading

    • Voertuigen binnen ongeveer 2 m (6 ft.) van uw voertuig.

    • Tegenliggers

    • Stilstaande voertuigen

    • Voertuigen met een smalle achterzijde, zoals aanhangwagens

    • Smalle voertuigen zoals motorfietsen of fietsen

    • Speciale voertuigen

    • Dieren en voetgangers

    • Pas uw rijsnelheid aan door te remmen zoals de weg- en rijomstandigheden vereisen.

  • Pas uw rijsnelheid aan door te remmen zoals de weg- en rijomstandigheden vereisen.

    In de volgende gevallen kan de voorligger niet worden gedetecteerd door de sensoren:

    • U bestuurt uw auto

    • U rijdt over smalle wegen of wegen met scherpe bochten

  • Wanneer een voorligger verdwijnt bij een kruispunt, is het mogelijk dat uw auto accelereert.

    Let tijdens het rijden altijd op de weg en de rijomstandigheden.

    2C_SCCDrivingOnCrossroad

  • Wanneer een voertuig vóór u de rijstrook verlaat, kan het zijn dat de Slimme cruisecontrol de nieuwe voorligger niet onmiddellijk detecteert.

    Let tijdens het rijden altijd op de weg en de rijomstandigheden.

    2C_SCCVehicleAheadDisappears

  • Kijk altijd uit voor voetgangers als uw auto een vaste afstand tot uw voorligger aanhoudt.

    2C_SCCPedestrianCaution