Starten met een hulpaccu (12V-accu)

Starten met een hulpaccu kan gevaarlijk zijn als dit niet op de juiste manier gebeurt. Volg de procedure voor het starten met een hulpaccu in dit hoofdstuk om ernstig letsel of schade aan uw voertuig te voorkomen. Als u twijfelt over de juiste manier waarop u uw auto kunt starten met een hulpaccu, raden wij u ten zeerste aan om een onderhoudstechnicus of sleepdienst in te schakelen.

Om ERNSTIG of DODELIJK LETSEL van uzelf of omstaanders te voorkomen, volg altijd deze voorzorgsmaatregelen als u in de buurt van de accu werkt of ze hanteert:

Lees en volg de aanwijzingen voor het omgaan met de accu altijd zorgvuldig.

Ě

Draag oogbescherming die ontworpen is om de ogen tegen spatten zuur te beschermen.

ğ

Houd open vuur, vonken en rokende materialen uit de buurt van de accu.

ě

Er zit altijd zeer licht ontvlambare waterstof in de accucellen en dat kan ontploffen als het ontvlamt.

Ĝ

Batterijen buiten bereik van kinderen houden.

ĝ

Batterijen bevatten zwavelzuur dat zeer corrosief is. Voorkom contact van het zuur met uw ogen, huid of kleding.

Spoel uw ogen minstens 15 minuten met schoon water als er zuur in komt en roep onmiddellijk medische hulp in. Als het zuur in contact komt met uw huid, grondig wassen. Roep onmiddellijk medische hulp in wanneer u pijn of een brandend gevoel heeft.

Ğ

  • Bij het optillen van een accu met een kunststof behuizing kan door overmatige druk accuzuur naar buiten komen, waardoor de accu kan lekken. Houd bij het optillen uw handen aan de zijkant van de accu.

  • Probeer uw voertuig niet te starten met een hulpaccu als uw accu bevroren is.

  • Laad een accu NOOIT op als de accukabels van het voertuig nog aangesloten zijn op de accu.

  • Het ontstekingssysteem werkt met hoogspanning.

    Raak deze onderdelen NOOIT aan als de motor draait of als de toets Start/Stop in de ON stand staat.

  • Het ontstekingssysteem werkt met hoogspanning. Raak deze onderdelen NOOIT aan terwijl het controlelampje ¢ brandt of wanneer de toets Start/Stop in stand ON staat.

  • Zorg dat de (+) en (-) startkabels elkaar niet raken. Hierbij kunnen vonken ontstaan.

  • De accu kan scheuren of exploderen als u een bevroren accu of een accu met een laag elektrolytpeil met een hulpaccu start.

  • Sluit hem niet direct aan op de (-) startkabel. Sluit de (-) aan op één van de metalen delen ver van de startkabel in het voertuig. Bij directe (-) aansluiting op de startkabel kan er een explosie ontstaan.

  • Gebruik voor starten met een hulpaccu alleen een 12V-accu. Als u een accu met een andere spanning gebruikt voor starten met een hulpaccu kan de accu beschadigd raken of er zelfs een explosie ontstaan.

Startprocedure met behulp van een hulpaccu

Gebruik voor het starten met een hulpaccu de hulpstartaansluiting in de motorruimte.

  1. Plaats de auto's zo dicht bij elkaar dat de startkabels de afstand tussen de accu's kunnen overbruggen, maar voorkom dat de onderdelen van de carrosserie elkaar raken.

  2. Voorkom te allen tijde dat u in aanraking komt met ventilatoren of andere bewegende onderdelen in de motorruimte, zelfs als de auto is uitgeschakeld.

  3. Schakel alle elektrische apparaten uit (zoals radio's, verlichtingen, airconditioning enz). Zet de auto's in stand P (parkeren) en activeer de parkeerrem. Schakel beide voertuigen uit.

  4. Open de motorkap.

  5. Verwijder het deksel van de zekeringkast in de motorruimte.

    Vóór het starten met een hulpaccu moet u goed letten op de positieve (+) en negatieve (-) polen om omgekeerde polariteit te voorkomen.

    2C_JumpStartOverview

  6. Sluit de startkabels aan in de volgorde die in de afbeelding is aangegeven. Sluit eerst de ene startkabel aan op de rode, positieve (+) hulpstartaansluiting van uw auto (1).

  7. Sluit het andere uiteinde van de startkabel aan op de rode, positieve (+) pool van de accu/hulpstartaansluiting van het andere voertuig (2).

  8. Sluit de tweede startkabel aan op de zwarte, negatieve (-) pool van de accu/hulpstartaansluiting van het andere voertuig (3).

  9. Sluit het andere uiteinde van de tweede startkabel aan op de zwarte, negatieve (-) pool van de accu/massa van uw auto (4).

    Zorg ervoor dat de startkabels uitsluitend contact maken met de juiste accupolen of hulpstartaansluitingen of de juiste massa. Leun bij het aansluiten niet over de accu.

    Sluit de startkabel niet aan op de minpool (-) van de hulpaccu van de ontladen accu. Door een vonk kan de accu ontploffen en mensen verwonden of het voertuig beschadigen.

  10. Start het andere voertuig en laat het enkele minuten draaien. Start dan uw voertuig.

  11. Laat uw voertuig minstens 30 minuten stationair draaien of rijden om er zeker van te zijn dat uw accu voldoende geladen is om zelf te kunnen starten nadat het voertuig afgekoppeld is. Een volledig lege accu kan tot 60 minuten doorlooptijd vragen voor ze weer volledig opgeladen is. Als het voertuig minder lang draait, start de accu mogelijk niet.

Als uw voertuig na enkele pogingen nog niet start, zijn waarschijnlijk extra werkzaamheden noodzakelijk. Roep in dat geval gekwalificeerde hulp in. Als de oorzaak van het leeglopen van uw accu niet duidelijk is, raden wij u aan uw auto door een erkende HYUNDAI-dealer te laten nakijken.

Maak de startkabels los in exact de omgekeerde volgorde van aansluiten:

  1. Neem de startkabel los van de zwarte, negatieve (-) pool van de accu/massa van uw auto (4).

  2. Neem het andere uiteinde van de startkabel los van de zwarte, negatieve (-) pool van de accu/massa van de andere auto (3).

  3. Maak de tweede startkabel los van de rode, positieve (+) pool van de accu/hulpstartaansluiting van het andere voertuig (2).

  4. Maak het andere uiteinde van de startkabel los van de rode, positieve (+) hulpstartaansluiting van uw voertuig (1).

Ġ

Een onjuist afgevoerde batterij kan schadelijk zijn voor het milieu en voor uw gezondheid. Voer de accu af volgens uw lokale wetgeving of voorschriften.

Om schade aan uw voertuig te voorkomen:

  • Gebruik alleen een 12V-voedingsbron (accu of startbooster) om het voertuig met een hulpaccu te starten.

  • Probeer uw voertuig niet aan te duwen.

  • Zorg er altijd voor dat de batterijklep en de kabel goed vastzitten nadat u klaar bent met het starten van uw auto. Anders kan dit leiden tot schade aan de relevante onderdelen, geluidsproblemen of het binnendringen van vreemde stoffen.

Tijdens het starten met een hulpaccu moet je voorkomen dat de pluspool (+) en minkabels (-) met elkaar in contact komen. Een vonk kan persoonlijk letsel veroorzaken.